Zodra de driedoornige stekelbaasjes vanuit de zee in het zoete rivierwater terechtkomen, begint er een verandering. De mannetjes verliezen hun zilveren glans en beginnen te verkleuren. Hun ogen worden blauw en hun lichaam wordt steeds roder.
De vrouwtjes blijven zilverkleurig, maar worden dikker doordat ze eitjes ontwikkelen. Ieder mannetje zoekt een eigen territorium. Dat wordt fanatiek verdedigd.
Alles en iedereen wordt verjaagd. In zijn territorium begint een mannetje aan de bouw van een nest. Hij hapt zand van de bodem en spuwt het uit.
Dit doet hij een paar keer. Daarna plakt hij er alg aan vast. Hij gebruikt een soort lijm die afkomstig is uit de nieren.
Elk nieuw stukje alg wordt stevig aangestampt en vastgeplakt. Na een tijdje zie je een matje ontstaan. Daarin boort het mannetje een holletje.
Hij kruipt via dat holletje door het matje heen. Er ontstaat een tunnel en het nest is klaar. Nu wordt het tijd voor een kuitrijp vrouwtje.
Kuitrijp betekent dat zij eitjes heeft. Heeft ze geen eitjes, dan mag ze zijn territorium niet in. Zodra er een kuitrijp vrouwtje in de buurt is, begint de bals.
Hij danst voor haar. Met die danst probeert hij haar te verleiden. Hij neemt haar mee en toont haar de ingang van zijn nest.
Ze kruipt erin en zet in het nest haar eitjes af. Ze wordt daarna direct weggejaagd. Het mannetje kruipt nu in het nest om de eitjes te bevruchten.
Met zijn vinnen waaiert hij vers water door de tunnel om de eieren te voorzien van zuurstof, zodat die zich goed kunnen ontwikkelen. De larven die uit de eitjes komen lijken nog niet echt op stekelbaasjes. In hun dooierzak zit voedsel voor twee dagen.
Na een paar dagen hebben de jonge stekels, dan verlaten ze het nest en gaan op jacht, net als hun vaders en moeders. Want die jonge stekelbaasjes zijn nog wel piep klein, maar al wel supersnelle roofvisjes.